Willa Siebert Cather (1873-1947) werd geboren op een boerderij in de buurt van Winchester, Virginia. Als achtjarige verhuisde ze met haar ouders naar Nebraska, waar ze de onmetelijke prairie leerde kennen en de pioniers die er vanuit de oude wereld heen trokken. Als kind wilde zij een jongen zijn en als student droeg ze hoed en stropdas en liet zich William noemen.
Hoewel ze later als succesvol schrijfster meestal in New York woonde, spelen haar beste werken (o.a. O Pioneers!, My Ãntonia, A Lost Lady en The Song of the Lark) zich doorgaans af in de uitgestrekte vlakten van het Amerikaanse midwesten. Willa Cather schrijft zoals ze zelf zegt ‘unfurnished novels’. Details interesseren haar niet. Die zijn voor de journalistiek, waarin zij zich ook succesvol manifesteerde. In haar romans wil ze schrijven over mensen, hun relaties en hun land. Ze schrijft over wat mensen verbindt en wat ze scheidt, over de liefde, over de sfeer in een huis, in een gezin. ‘The thing not named,’ zegt Cather, kun je niet benoemen, maar wel met woorden omcirkelen.
In de Verenigde Staten geldt de schrijfster als een belangrijke vertegenwoordigster van de moderne literatuur. Ze schreef twaalf romans, talrijke verhalen, een bundel met essays en ze kreeg in 1923 de Pullitzer-prijs. Buiten de VS bleef ze nagenoeg onbekend. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd ze ook in Europa ontdekt. Haar vriendschappen en relaties met vrouwen waren lange tijd een beletsel om haar unieke werk op waarde te schatten.
Willa Cathers verhalen – zoals die van Marian Forrester – spelen vaak in de heroïsche pionierstijd, op een plek waar de nieuwe bewoners zojuist zijn aangekomen,waar de eerste spoorlijn wordt aangelegd, waar vermogen wordt vergaard en, zoals in Een verloren vrouw, ook weer wordt verspeeld. Haar personages zijn veelal sterke vrouwen. Ze kunnen hard werken, maar zijn altijd weer slachtoffer van de illusie dat geld en vermogen er in wezen niet toe doen en dat het vooral om de liefde draait.