Hans Fallada (Greifswald 1893 - Berlijn 1947) heette in werkelijkheid Rudolf Ditzen. Op zijn achttiende belandde hij voor het eerst in de gevangenis omdat hij op een kamergenoot had geschoten, later zat hij meerdere keren vast vanwege drugs, diefstal en poging tot moord op zijn echtgenote. ‘Fallada may deserve to be labeled a colorful character.’ (The Times). Fallada koos zijn pseudoniem uit de sprookjes van de gebroeders Grimm.
Hij was onder meer ambtenaar, boekhouder en nachtwaker voordat hij zich geheel aan het schrijven wijdde. In 1931 verscheen zijn eerste succesvolle roman Bauern, Bonzen und Bomben. In 1932 volgde Wat nu, kleine man?. Deze roman, die in meer dan twintig talen werd vertaald, maakte hem wereldberoemd. Kort na het inleveren van het manuscript van Iedereen sterft in eenzaamheid (Alleen in Berlijn) in 1947 stierf Fallada.
Zijn leven was getekend door ellende, drugs en alcohol. Hij bracht niet alleen jaren door in gevangenissen, maar ook in psychiatrische inrichtingen, en hij stierf aan een overdosis morfine. Fallada’s romans raakten de zenuw van zijn tijd. Zijn werk werd door de nazi’s verboden. Pas na zijn dood verschenen Der Alpdruck (1947), Iedereen sterft in eenzaamheid (1947) en De drinker (1950).
Bij Uitgeverij Cossee zijn Alleen in Berlijn (oorspronkelijke versie 2011), Wat nu, kleine man? (2011), De drinker (2012), In mijn vreemde land (2013), Een waanzinnig begin (2014) en Zakelijk bericht over het geluk morfinist te zijn (2017) verschenen. In 2015 verscheen de biografie Hans Fallada van Anne Folkertsma.